ratnapura


Vandaag vertrekken we ook weer direct uit Hatton. Ik heb prima geslapen onder mijn klamboe. Jan zo te horen ook aan het snurkniveau.

We vertrekken vandaag op tijd. Vanuit Hatton is het 140 kilometer naar Ratnapura, onze eindbestemming voor vandaag. Daar doen we ongeveer een 4 uur over. De weg slingert zich langs de theevelden. Maar ook al weer vrij vlot verandert het landschap. De theevelden verdwijnen en maken weer plaats voor jungle, palmbomen en nu ook rubberbomen. In dit gebied wordt ook veel rubber geproduceerd. We gaan vandaag dus naar Ratnapura en deze plaats staat bekend als de edelsteenhoofdstad. Moet ik dan nog iets uitleggen waarom we hier naartoe gaan? 

Begin van onze vakantie heb ik met Mahesh ook al over Ratnapura gesproken. Veel toeristen komen hier niet. Edelstenen kun je overal in Sri Lanka kopen. Het gebied rond Ratnapura is echter ook het gebied waar de edelstenen gemijnd worden. Ik had aan Mahesh gevraagd of we ook een mijn konden bezoeken. Daar is ie inmiddels dagen mee bezig geweest om dat mogelijk te maken. De route naar Ratnapura is erg mooi weer en we blijven genieten van alles wat we zien. Onderweg nog een keertje gestopt voor een kop koffie en een plaspauze. Altijd lachen dat onderweg plassen. Hier wordt eerst heel het toilet schoon gemaakt voordat ik er gebruik van kan maken. Ze doen steeds erg goed hun best. Weer onderweg na onze plasstop komen we een voor ons wel heel bijzonder transport tegen. Er staat een olifant in een vrachtwagen klaar voor transport. Met een voor- en een achterpoot vastgeketend aan de vrachtauto en met een palmboom te eten. Dat hebben we nog niet eerder gezien, dus gestopt voor het maken van wat foto's. De olifant steekt nieuwsgierig zijn slurf naar mij uit, ruikt aan mij, voelt even aan me en vindt dan toch de palmboom interessanter. Ik kan het natuurlijk niet laten om als hij zijn slurf naar mij uitsteekt mijn hand uit te steken zodat ie ook even goed aan mij kan voelen en ruiken. Het is weer een bijzondere ervaring. De olifant is een werkolifant. Deze olifanten worden in de bossen ingezet om zwaar werk te verrichten. Hij ziet er wel goed verzorgd uit.

Op tijd komen we ook nu weer in het hotel aan. Vanmiddag hebben we eigenlijk in de planning zitten om naar het Sinharaja regenwoud te gaan. Dat is van hier uit nog wel twee uurtjes rijden. We besluiten om de planning om te gooien. We besluiten om morgen naar het regenwoud te gaan en vanmiddag naar Ratnapura voor de jacht op edelstenen. We spreken met Mahesh af om 2 uur bij de receptie van het hotel. Wat gegeten en als het dan 2 uur is staat Mahesh al weer klaar. Hij heeft echter de tijd gebruikt om te regelen dat we een mijn kunnen bezoeken en dat is gelukt.  In Ratnapura kent iedereen wel iemand met een mijn. Er wordt een jongen (hij heet Ravi) uit het hotel geplukt en die moet ons de weg wijzen naar de mijn en zijn eigenaar. Het is een 10 kilometer rijden. We halen eerst de eigenaar van de mijn op. Vanaf de weg kun je diverse mijnen zien waar men bezig is. Bij een dergelijke mijn moet je jezelf geen grote mijn voorstellen met groot materieel. Het gaat hier met de hand en een schop. De arbeidsomstandigheden voor de mijnwerkers zijn ronduit slecht is mij bekend. Het is keihard werken voor een hongerloon met grote risico's.

Een edelsteenmijn hier is een gat in de grond en dan gaat men tunnelen. Het gat de grond in gaat zo'n 25 meter zeker de diepte in (verticaal dus) en dan gaat men horizontaal tunnels graven. De wanden van de tunnels worden gestut met houten palen. Het vochtgehalte is 100 % en het zuurstofniveau is laag. Met een slang wordt er zuurstof in de tunnels geblazen. Ik hoef volgens mij niet uit te leggen dat er met regelmaat een mijn instort waarbij slachtoffers vallen. Mooi spul hè? die edelstenen. Het is oneerlijk verdeeld in de wereld...

Eenmaal bij de eigenaar van de mijn gooit hij zijn winkel/werkplaats op slot, springt op zijn brommertje en rijdt voor ons uit naar de mijn. We worden gewaarschuwd dat we vies en modderig kunnen worden. Het maakt mij niet uit. 

De man op het brommertje wijst naar een hutje ergens midden in een rijstveld. Hij stuurt zijn brommertje naar de kant van de weg en wij volgen met de auto. Na een korte wandeling komen we bij het hutje aan. Blijkt dat het hutje de ingang is van de hoofdschacht. Een gat in de grond, gestut met palen. Of we de mijn in willen? Yep, dat willen we, maar we zien ook dat de route naar beneden via palen en wat houten latten gaat. Tussen de horizontale palen zit steeds een meter ruimte. Het is een diep zwart gat. Is het veilig? vraag ik (zinloze vraag overigens). Tuurlijk wordt er geroepen. We zijn nu toch hier, dus niet zeiken. Als je van edelstenen houdt moet je ook deze kant van het verhaal een keer gezien hebben. Jan gaat als eerste. Valbeveiliging is er niet, kwestie van goed vasthouden. Als Jan beneden is kan ik hem niet meer zien. Er is geen licht. Ik had gelukkig zelf een halogeen zaklampje meegenomen. Dat had Jan al mee naar benee en dat is nog het enige dat ik beneden zie bewegen. Nu is het mijn beurt en ik stap op de hoogste balk van de mijnschacht. Goed vasthouden heb ik onthouden dus dat ga ik zeker doen. Mahesh speelt voor fotograaf en roept dat ik carefull moet zijn. Nee...dat had ik nog niet in de smiezen. Beneden aangekomen moet ik van de laatste balk springen. Die zit op meer dan een meter hoogte van de bodem van de schacht. Beneden staat een 30 cm water in de mijn. Van waar ik nu sta gaat een tunnel horizontaal verder. Als ik er in kijk (flink bukken, want de horizontale tunnel is slechts een  dikke meter hoog), zie ik het lampje van Jan. Hij is op het einde van die tunnel ook al weer linksaf gegaan. Hij heeft zijn schoenen uitgedaan want die kom ik waar ik sta tegen. Dat ga ik niet doen. Wie weet wat er allemaal in dat water drijft. Jan komt uiteindelijk terug en dan is het mijn beurt. Ik neem het lampje van hem over en verdwijn de tunnels in. Ik moet flink bukken en word bij de hand genomen door één van de mijnwerkers die ook beneden is. Volgens mij zou die mij het liefste de hele mijn laten zien, maar ik vind een paar tunnels voldoende. Sodeju, je moet voor dit werk niet claustrofobisch zijn. Ietsjes tengerder gebouwd is ook een pré.

Onder in de tunnels hebben ze nog wel iets van verlichting geprobeerd aan te brengen, maar die werkt in ieder geval niet. Blij dat we een zaklampje bij ons hadden. Weer terug in de hoofdschacht moeten we ook weer naar boven, dat is een stuk moeilijker dan naar beneden. Nu is vasthouden nog belangrijker want je moet jezelf nu omhoog trekken. Jan was volgens mij goed in apenkooien want als ik boven ben komt hij in een floep achter mij aan. Beiden zitten we helemaal onder de modder. Wat een ervaring en wat een belevenis. De mijnwerkers hebben voor ons al hun werk stilgelegd. Er is nog nooit eerder een vrouw de mijn in geweest en dan ook nog eens zo'n bleekscheet. Heel de club wil wel met ons op de foto en dat gaat voor mij zeker, maar ook voor Jan een dierbare foto zijn.

Ik geef de mijnwerkers uiteindelijk 2000 rupees om samen te verdelen (12 Euro) en ze zijn de koning te rijk.

Terug door het rijstveld en dan gaan we met de eigenaar mee naar zijn werkplaats en kantoor. Hij laat ons zien hoe de stenen geslepen worden en daarna gaat in zijn kantoor de kluis open. Hij laat ons eerst een broodtrommeltje zien vol met stenen. Maar daarna komt het echte spul uit de kluis. Laat mij hier maar achter! Na flink zoeken, beoordelen en onderhandelen koop ik twee pracht saffieren bij hem. Als we het uiteindelijk eens zijn over de prijs is iedereen gelukkig en laat hij mij nog een aantal ruwe saffieren uitzoeken en keert ie nog een pot klein spul om waar ik een greep uit mag doen. Het liefste had ik heel die pot meegenomen, maar ik heb toch maar een bescheiden greep gedaan. Bij deze man kan ik niet pinnen of met de creditcard mijn slag slaan, dus we springen met z'n allen in de auto naar de bank. Op de achterbank worden de saffieren afgerekend, we lijken wel maffia. Daarna terug naar het hotel, de lucht van de mijn van ons afgewassen, gegeten en met te veel indrukken naar ons bed. 

Sinharaja regenwoud

Gisteren hebben we ons reisschema aangepast aangezien het regenwoud te ver rijden bleek vanaf Ratnapura om nog te bezoeken. Dat doen we dus vandaag. Op tijd zijn we opgestaan, 7 uur, en dan zijn we om 8 uur al onderweg naar het Sinharaja regenwoud. Het is het laatste regenwoud van Sri Lanka en is nu gelukkig beschermd gebied. De weg naar Sinharaja is weer eens een mooie route en je ziet de jungle dichter worden. De weg wordt ook steeds minder goed en de laatste 8 kilometer naar Sinharaja gaat over een weggetje dat nog net breed genoeg is voor 1 auto. Eénrichtingverkeer van gemaakt dan? Tuurlijk niet. Op de heenweg komen we slechts een enkel brommertje of tuktuk als tegenligger tegen, op de terugweg echter een jeep. Dat gaat echt niet passen dus iemand zal achteruit moeten. En dat zijn wij. Nou blijkt ons Mahesh wat minder goed in achteruit rijden dan in vooruit rijden, maar hij komt er toch mooi mee klaar. Gisteren vertelde hij ons vol trots dat ie sinds anderhalf jaar al zijn rijbewijs heeft.....in die tijd heeft ie voornamelijk ervaring opgedaan in vooruit rijden volgens ons. Maar hij is een goede chauffeur en gelukkig voorzichtig met inhalen.

We komen dik 10 uur bij de ingang van het Sinharaja regenwoud aan. Daar geparkeerd en het is er heerlijk rustig. Er staan verder nog twee andere auto's. Bij de ingang regelt Mahesh een gids voor ons. Nu wil het geval dat in het regenwoud vele bloedzuigers zitten. Daar hebben we in ieder geval rekening mee gehouden door onze lange broeken aan te trekken, goede schoenen en wat langere sokken. Het is volgens de gids niet voldoende en we krijgen aparte jungle sokken aangemeten. Die trek je over je voeten aan, gaan in de schoenen en over je broek tot onder de knieën. Bloedzuigers zitten met name in het gras en kruipen via je schoenen omhoog. Deze speciale sokken voorkomen dan dat de bloedzuigers in je schoenen komen of in je broek. 

Het regenwoud heet niet voor niets regenwoud want het regent er echt 365 dagen per jaar. Als wij aan onze wandeltocht gaan beginnen valt de regen in stralen uit de lucht. Iemand heeft boven een kraan open gezet. We trekken onze regenjassen aan en steken een paraplu boven ons hoofd. De luchtvochtigheid is hier echter tegen de 100 % dus in no time ben je aan de binnenkant van je regenjas net zo nat als aan de buitenkant. Jakkes, die jas plakt aan m'n lichaam. Na 1,5 kilometer wordt de regen minder en uiteindelijk wordt de kraan boven in de lucht dichtgedraaid. Direct is het dan ook wel weer erg benauwd. Ik trek mijn jasje uit, die heeft geen enkele zin meer, Jan volgt mijn voorbeeld. Het regenwoud is een feest voor de zintuigen. De gids laat ons de verschillende planten ruiken, waaronder gember- en kaneelplanten. Hij geeft ons een blad van de kaneelplant en doet voor dat je op het steeltje kunt knabbelen. Er komt direct een kaneelsmaak vrij en dat is lekker. Die smaak blijft minuten lang in je mond hangen. Naast ruiken en proeven is het regenwoud ook een feest voor je oren. Er zitten zoveel verschillende tropische vogels met allemaal hun eigen geluid dat het een kakofonie van geluiden is. Verder komen we twee soorten apen tegen; zwart/witte apen waar ik de naam van vergeten ben en bruine makaken. Die laatste springen van boom naar boom en dat is mooi om te zien. We zien hele grote spinnen, kikkers die op bladeren lijken, duizendpoten  van meer dan 10 centimeter lang (eerste foto) en een vinger dik, vleesetende planten, orchideeën, vlinders van een hand groot en de mooiste van allemaal een fel groene slang. Wat een prachtig beest is dat! Volgens de gids is ie niet giftig dus dan wordt het een uitdaging. De slang laat zich vrij makkelijk pakken en hij kringelt zich met zijn staart om mijn arm. Hij voelt heerlijk zacht en glad. Van heel dichtbij kan ik een foto maken, hij kijkt mij recht aan. Na de slang gaan we aan de terugweg beginnen. Uiteindelijk is onze tocht door het regenwoud een wandeltocht van ruim 10 kilometer, waar we 3,5 uur over doen. Mahesh is overigens niet meegegaan. Die is allergisch voor bloedzuigers en blijft bij de jungle vandaan. Als we weer terug zijn bij het beginpunt ga ik even een plaspauze houden. Als ik mijn broek losmaak zie ik een straaltje bloed op mijn buik naar beneden lopen. Gatsamme, heeft er toch eentje mij te pakken gehad. Ik heb er niets van gemerkt en het K**-beest heeft toch best een flink gaatje in mij geknaagd. De schuldige kan ik niet meer vinden. Ik heb er verder geen last van. Bij het beginpunt trekken we onze schoenen uit en die worden uitgebreid door de gids geïnspecteerd op aanwezigheid van de bloedrovers. Onze schoenen zijn schoon. Later als we in het hotel komen trek ik mijn broek uit en ontdek ik dat op mijn linkerdijbeen ook zo'n vrolijk beest is bezig geweest. Die moet aan de binnenkant hebben gezeten, want aan de buitenkant van de broek is niets te zien en de binnenkant is voor een groot deel bloedrood gekleurd. Ook hier weer een gaatje waar ook dit K**-beest z'n gang is gegaan. De dader is wederom pleite (gelukkig trouwens). Jan is gevrijwaard gebleven van de bloedzuigers. Vanaf gisteren ben ik overigens helemaal ten prooi gevallen aan de muggen. Heb er de hele vakantie nog geen last van gehad en nu ben ik een stuk of 9 keer gebeten. Maar ook daarvoor zit er natuurlijk iets in de reisapotheek. Jan lusten ze niet.

Onderweg terug naar het hotel komen we in Ratnapura langs de KFC, dus daar zijn we even lekker een hamburger gaan scoren. Daarna terug naar het hotel. Als we bij de KFC weg willen rijden wordt er door diverse kerels op het raam van de auto geklopt. Doosjes met edelstenen worden voor de ramen gehouden. Ik zwaai van nee en houd de ramen gesloten. Op straat word je opgelicht met "edelstenen" dus daar laat ik mij niet toe verleiden. Terug in het hotel even lekker uitgerust op de kamer en ons jacuzzi vol laten lopen (gister ook al gedaan trouwens). Lekker effe een half uurtje bubbelen, wat een luxe. In dit hotel zijn we momenteel de enige toeristen en we zijn gisteren dikke maatjes met de hotelmanager geworden. En met Ravi natuurlijk die gisteren onze gids was naar de mijn. Ravi heeft 3 functies in het hotel; housekeeping, bediening in het restaurant en hij is af en toe gids voor de gasten. Aangezien we de enigen zijn willen ze vooral alles van ons weten. En of de manager zit bij ons voor een babbeltje of Ravi komt weer even bij ons langs. Ravi heeft trouwens voor zichzelf ook nog een hectare grond waarop hij thee en pepers verbouwt. Goede extra handel geeft ie aan. Een harde werker in ieder geval. Hij woont 28 km verderop, maar verblijft in het hotel. Gaat ongeveer 2 x per week naar huis, want die 28 kilometer houdt voor hem 2 uur met de bus in. Het zijn prachtige mensen.